CEFR – Common European Framework Of Reference

Wat het inhoud

Het Apeldoorns Talencentrum biedt haar taalcursussen aan op de niveaus van het Europees Referentiekader (CEFR).
Hierdoor weet u precies welk taalniveau u aan het eind van een cursus heeft bereikt. De start- en eindniveaus ziet u bij elke Europese taal vermeld bij Talen.

Wat is het Europees Referentiekader (CEFR)?

Tussen 1998 en 2000 is door de Afdeling Taalbeleid van de Raad van Europa het Europese Taalportfolio ontwikkeld. Het Taalportfolio werd in geheel Europa gelanceerd in 2001. De doelstelling was om een uniform systeem van taalniveau-indeling te ontwikkelen: het Europees Referentiekader (Common European Framework of Reference, CEFR). In Nederland spreken we van het "Raamwerk moderne vreemde talen".

Wat zijn de voordelen?

Het grootste voordeel is dat er één normering is voor alle talen. In elk land van de EU hanteert men dezelfde regels om niveaus vast te stellen.

Hieronder ziet u een overzicht van de vaardigheden die u per niveau moet beheersen.
De vaardigheden zijn spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven.

A1 – Basisgebruiker – beginners (van A0 naar A1)
A2 – Basisgebruiker – beginners+ (van A1 naar A2)
B1 – Onafhankelijk gebruiker – halfgevorderden (van A2 naar B1)
B2 – Onafhankelijk gebruiker – gevorderden (van B1 naar B2)
C1 – Vaardig gebruiker – vergevorderden (van B2 naar C1)
C2 – Vaardig gebruiker – (bijna) moedertaal (van C1 naar C2)

Eindniveau A – Basisgebruiker

A1

A2

Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen gericht op de bevrediging van concrete behoeften begrijpen en gebruiken. Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit. Kan op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.

Kan zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk). Kan communiceren in simpele en alledaagse taken die in eenvoudige bewoordingen aspecten van de eigen achtergrond, de onmiddellijke omgeving en kwesties op het gebied van diverse behoeften beschrijven.

Eindniveau B – Onafhankelijk gebruiker

B1

Kan de belangrijkste punten begrijpen uit duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd. Kan zich redden in de meeste situaties die kunnen optreden tijdens het reizen in gebieden waar de betreffende taal wordt gesproken. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of die van persoonlijk belang zijn. Kan een beschrijving geven van ervaringen en gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities en kan kort redenen en verklaringen geven voor meningen en plannen.

B2

Kan de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst begrijpen, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen, met inbegrip van technische besprekingen in het eigen vakgebied. Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met moedertaalsprekers mogelijk is zonder  dat dit voor een van de partijen inspanningen met zich meebrengt. Kan duidelijke, gedetailleerde teksten produceren over een breed scala van onderwerpen; kan een standpunt over een actuele kwestie uiteenzetten en daarbij ingaan op de voor- en nadelen van diverse opties.

Eindniveau A – Basisgebruiker

C1

C2

Kan een uitgebreid scala van veeleisende, lange teksten begrijpen en de impliciete betekenis herkennen. Kan zichzelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder daarvoor aantoonbaar naar uitdrukkingen te moeten zoeken. Kan flexibel en effectief met taal omgaan ten behoeve van sociale, academische en beroepsmatige doeleinden. Kan een duidelijke, goed gestructureerde en gedetailleerde tekst over complexe onderwerpen produceren en daarbij gebruikmaken van organisatorische structuren en verbindingswoorden

Kan vrijwel alles wat hij hoort of leest gemakkelijk begrijpen. Kan informatie die afkomstig is van verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten, argumenteren reconstrueren en hiervan samenhangend verslag doen. Kan zichzelf spontaan, vloeiend en precies uitdrukken en kan hierbij fijne nuances in betekenis, zelfs in complexere situaties onderscheiden. Dit is het taalniveau van een hoog opgeleide near-native speaker.